De wind is nu NO zo’n 65 graden en tussen de 10 en 12 knopen en de zon schijnt het ziet er dus goed uit. Eerst nog even Ton bellen en dan op pad. Het eerste stuk is tussen de boeien door naar zee. Wat mij opvalt is dat de vaarweg naar het oosten er niet meer is. Een beter bewijs van de veranderlijkheid van Waddengeulen is niet te geven. Het Westgat is nu de enige mogelijkheid om open zee te bereiken. Ik kies voor een noordoostelijke richting om toch nog beetje in de buurt van de kust te blijven. Het gaat prima net als gisteren, maar de vorderingen naar het noorden zijn net als gisteren nul komma niks. Ik overleg met mezelf hoe ik hierop moet antisiperen, en besluit naar Cuxhaven te gaan. Als de snelheid ongeveer zo blijft kom ik tegen 6 uur in de ochtend bij de invaart van de Elbe aan. Het wordt een hele mooie zeilnacht maar de wind draait nog verder naar het oosten zodat ik de invaart van de Elbe met moeite kan halen. Nu blijkt dat het niet zo verstandig was om meteen de Elbe-invaart als richtpunt te nemen. Voor Terschelling gaat het prima ook Rottemerplaat en Rottemeroog doen niet moeilijk. Maar dan komt Borken met het beruchte Borkenrif, nu weet ik dat natuurlijk dus houd ik de dieptemeter goed in de gaten. En ik besluit om overstag te gaan als het ondieper wordt dan 4 meter. (Diepte gemeten onder de kiel.) Dat moment komt inderdaad, dus overstag de koers is nu noordwest. Nu zal het wel snel dieper worden denk ik. Maar dat valt vies tegen, er komt steeds minder diepte. De dieptemeter geeft steeds minder diepte aan, ik hoop dat het niet minder wordt dan 2 meter. Op een gegeven moment is het nog maar 1,8 meter diep en ik vaar al een hele tijd naar het noordwesten. Ik heb er moeite mee om domweg terug te gaan. Borkenrif is echt gevaarlijk en steekt enorm ver in zee. Juist als ik denk dit kan zo niet langer gaat de dieptemeter naar 1,9 en zelfs naar 2 meter. Hoera het wordt weer dieper, maar het duurt nog onwaarschijnlijk lang voordat de dieptemeter 5 meter aanwijst. Ik bedenk dat ik een waypoint moet plaatsen bij het Borkenrif om dit soort problemen te vermijden. Ik vaar in noordwestelijke richting door tot ik 10 m water onder de kiel heb, en nu naar het oosten. Zo rond 4 uur vaar ik tussen de grote jongens door op de rede voor Wezer en Jade. Bij die schepen kost energie blijkbaar niets want de een heeft nog meer licht dan de ander. Wat ook opvalt is dat het zelfs hier al niet meer geheel donker wordt. De invaart van de Elbe is zeer eenvoudig op weinig zeil wordt je er vanzelf ingeblazen. Het weer wordt al maar beter de zon komt er bij en de toch nog wel koude nacht (12* C) verdwijnt snel. Als ik vlakbij Cuxhaven ben valt de wind helemaal weg. Een mooi moment om alvast stootwillen en meerlijnen klaar te leggen. Varen naar Brunsbuttel is zo een makkie. Ik vaar uiterst rechts op de motor (5 knopen) op de automaat. Met de gedachte niks meer aan de hand op een hoofdvaarweg, waarop je altijd voorrang hebt. De aandacht verslapt de temperatuur gaat naar 24* C in een paar uur tijd. Ik draag nog veel te warme kleding maar realiseer mij dat niet. En dan gebeurd het; de ogen vallen toe, een enorme bonk, ik knal met mijn neus tegen het stuurwiel ik heb een bloedneus, maar dat is niet belangrijk. Ik zie nog net het laatste stukje van een schip dat vlak voor mij langs is gevaren. Dat schip kwam van links en het trefpunt is vlakbij (zo’n 0,5 m) van het achterschip. Weten deze kloojoos niet dat je een schip in een hoofdvaarweg niet mag hinderen? De boot is lek en maakt water, ik ga voor kijken en schrik mij dood van wat ik zie. Het schip waar ik tegenaan ben gevaren zie ik nergens meer ze varen gewoon door. Ik moet terug naar Cux. want de boot moet zo snel mogelijk uit het water. Als ik bezig ben met terug varen komt de politie bij mij langszij. Ik heb een aanvaring veroorzaakt zeggen zij. Ik bestrijd dat ten stelligste maar geef wel toe dat ik even van de wereld was. De veroorzaker is zonder enige twijfel de op dat moment nog onbekende andere boot, vlak voor een normaal varend schip dwars oversteken is niets minder dan een misdaad. Later blijkt dat het een baggerboot betreft, die op dat moment zeer beslist niet aan het baggeren was, een baggerend schip ligt min of meer vast gemeerd en zijn dagkenmerken regelen langs welke zijde je kan paseren. Zo’n boot ligt altijd evenwijdig aan de vaarrichting. Het was dus een normaal schip dat zich net als iedereen aan de regels moet houden en dat ten onrechte dagmerken voert (gemakzucht). Voor mij is deze schipper een misdadiger die onwaardig is om een vaarbewijs te hebben. Ik heb de dagmerken niet gezien maar hoorde dat van de politie, ik zag de boot pas na de bonk, ik had even een dip. Maar dat veranderd niets aan hun schuld, je moet ten allentijde een aanvaring voorkomen ook als het andere schip niet reageerd op geluidsignalen er kan tenslotte van alles aan de hand zijn op zo’n ander schip. De regelementen zijn op dit punt zeer duidelijk. Nu doen ze net of zij een bijzondere status hadden. Terwijl het gewoon misbruik van dagtekens is. Ik ken de regelementen niet goed genoeg om de strafbaar stelling van dergelijk misbruik te kunnen beoordelen. Zij hebben de aanvaring uitgelokt, door niet achter mij langs te varen. Dat ik even niet voldoende bij de les was veranderd daar niets aan. Ik deed niets verkeerd, alleen korrigeerde ik hun foute vaart niet. Ik denk dat de dip veroorzaakt is door de snelle temperatuurstijging van 12*C naar 24*C in een paar uur dat werd mij noodlottig. De politie doet hun politiewerk maar zijn verder heel coöperatief, ze regelen dat de klapbrug naar de oude haven wordt geopend zodat de boot uit het water kan. Ik vaar naar de werf, maar dat moet niet, ik moet eerst ergens anders aanmeren, en moet dus eigenlijk keren in het nauwe vaarwater van deze haven. Maar dat kun jij natuurlijk niet zegt de politieman. Dat laat ik niet op me zitten en keer de boot met opmerkelijk gemak. De politie is onder de indruk en geeft mij een kompliment over mijn stuurmans kunde. Ben ik toch niet voor niets op cursus geweest. Er komen twee mannen van de werf bij mij aan boord om met afmeren te assisteren. Ik moet naar een botenkraan door een heel nauwe doorvaart die ook nog eens een haakse hoek maakt. De mannen adviseren dat ik het beste achteruit daar in kan gaan. Het zweet staat in mijn handen maar het lukt me wonderwel om de boot onder de kraan te manuovreren nu moet ook nog de achterstag worden verweiderd omdat de kraan er anders niet bij kan. Ik help mee met de hanepoot en heb mijn kant eerder los dan de man van de werf. Daarna worden de hijsbanden onder de boot gebracht en hijsen ze de boot een klein stukje op. Ik ben blij dat hij hangt dan kan hij niet meer zinken. Ze houden de boot wat scheef met de boeg omlaag er loopt veel water uit maar ook de bilge pomp blijft water afvoeren. Als de boot uiteindelijk op de bok staat vraag ik een ladder om binnen een kijkje te nemen. De hele voorpunt staat vol water de boegschroef en de accu’s zijn geheel kopje onder gegaan. Wat er in staat is een smerige brij van zeewater en koper- en nikkeloxiden de aanblik is rampzalig. Ik begin direkt met het water er uit te scheppen met een emmer die ik vul met behulp ven een leeg melkpak. Dat is nl. een handig middel omdat het vervormbaar is. Uiteindelijk ben ik twee dagen kontinu aan het scheppen en pompen geweest. Elke dag ben ik zo ongeveer gebroken. Maar ik mag douchen op de werf, en kan daar ook het toilet gebruiken.