Bert

Reisverslag zeilen naar Noorwegen.

Er zijn veel voorbereidingen nodig waar we nu mee bezig zijn. Gelukkig neemt mijn vrouw Ton heel veel van deze taken op zich, en ik weet dat ik mij daarop kan verlaten. Ook hier in huis moet nog het een en ander geregeld worden. Ook moet ik nog iets maken om te zorgen dat ik ‘s nachts een heklicht heb. Ik neem nl. de opblaas bijboot mee die ik achter op het badplatform zet. Dat is een prima plek, maar hierdoor wordt het heklicht afgedekt en dat is ‘s nachts ongewenst. Ik wil een extra licht instaleren op de railing en het vaste heklicht uitschakelen.

15 en 16 juni 2009

15 juni is de dag van mijn vertrek naar de boot om de werkjes die ik nog vooraf wil doen uit te voeren. Na het uitladen – uit de auto – en het inladen in de boot besluit ik om eerst te proberen het extra heklicht te monteren. Al gauw zie ik in dat de enige manier om dat te klaren gelegen is in het verwijderen van de reddingsvlotkast op het badplatform omdat je anders nergens bij kunt, na het losnemen van alle schroeven en het rondom lossteken van de afdichtingskit probeer ik de kast te verwijderen. Wat ik ook probeer het lukt niet. De kast zit onwrikbaar vast, en omdat ik niets kapot wil maken geef ik deze vergeefse pogingen op. Dan maar geen extra heklicht. Uiteindelijk kan dat later ook nog wel als ik meer tijd heb. Dan maar de spiegel monteren achterop de kast voor de magnatron. Ik maak de latjes waar de spiegel op moet komen en de klem beugeltjes van ongelijkzijdig aluminium hoekprofiel waarmee ik de spiegel wil vastzetten. De spiegel komt nl. een beetje achter de kast te zitten zodat er een tussenruimte ontstaat voor de ventilatie van de magnatron. Dan pas pak ik de spiegel uit die zo keurig was ingepakt door de fabrikant. Wie schetst mijn verbazing en teleurstelling als er helemaal geen spiegel uitkomt maar een keurig geslepen stuk glas. Spiegelglas vermoed ik, wat een stomkoppen zijn het toch in die branch. Kort en goed alle plannetjes vallen in het water. Niets kan ik uitvoeren. Het stuk spiegelglas en de onderdelen die ik al had gemaakt laat ik in de auto achter en ik vertek meteen. Maar de dag is al voor een groot deel voorbij daardoor kom ik niet verder dan ons faforiete ankerplekje bij het slipdepot in het ketelmeer. Ik had vooraf nog boodschappen gedaan en oa. een diepvries pizza gekocht. Dat is de eerste maaltijd.

17 juni

Er staat een forse wind 5 á 6 Bft. uit het westen. Hoog aan de wind zeilend kan ik net vrij blijven van het Vrouwenzand bij Stavoren, daarna is het een makkie; halve wind tot Kornwederzand. Ik kom er vrij vroeg aan, maar het is een goede ankerplek en de wind trekt aan tot krap 7 Bft. Ik vind het wel genoeg voor een dag.

18 juni 2009

Wind 6 tot 8 Bft.
Ik heb geen idee hoe laat het vloed is. Ik kan de sluismeester via de marifoon er naar vragen natuurlijk. Maar ik doe dat niet. Wat maakt het ook uit, als het laagwater is kan ik altijd daar aan de wachtstijger aan de Waddenkant op de vloed wachten. Ik voel mij gespannen want ook nu staat er veel wind 6 á 7 Bft. weer west. Hoe zal het gaan in de sluis zonder hulp, alleen, en met zoveel wind. Er is ook een voordeel, door de harde wind zijn er minder liefhebbers om geschut te worden. Dus doorbijten! Er komen twee grote pasagierschepen uit en er gaan twee klippers voor. Ik vind het allemaal best. Als laatste in het rijtje vaar ik naar binnen. De linkerkant heeft de voorkeur (rechtse schroef) en dat is ook nogeens de hoge wal. Ik vaar zo dicht mogelijk langs de linkersluiswand, zet de boot in zijn achteruit en de kont draait naar de wal gelukkig. Door met kracht af te remmen draait hij zelfs tegen de wind in naar de muur. Ik kan de landvast van de middenbolder zo om een bolder van de sluis leggen. De boegschroef houdt de boot mooi recht het gaat prima. Maar een klein jachtje met twee man aan boord die op het laatse moment nog binnen kwam terwijl de deuren al werden gesloten heeft moeite om de boel onder kontrole te krijgen, terwijl ze aan de lage kant liggen. Ik kan niet helpen. Het gaat op het nippertje goed. Ik denk niet dat iemand ooit zo vlot is geschut, zo snel gaat het allemaal. Omdat er zo veel wind staat ga ik zeilen tot Harlingen met alleen de genua met twee riffen erin. Ik moet moeite doen om voor mij zeilende boten niet in te halen want er zijn veel tegenliggers. Na Harlingen is het recht tegen de wind in; op de motor natuurlijk. Na de bocht kan er gezeild worden. Met weinig zeil gaat dat lekker, maar bij de Westmeep raak ik even de kluts kwijt, er zijn daar heel weinig boeien, en ik zeil ongemerkt met de meute mee naar Terschelling. In de Slenk wordt ik wakker. Waar ben ik nou? Ik besef mijn fout er ga terug naar de Vliestroom. Na het robbeneiland Richel gaat het weer recht tegen de wind in. Er is veel wind op bepaalde momenten noteert de windmeter 35 knopen, oei. Maar ik zet door. De zee is verschrikkelijk, de stroom staat tegen en de golven zijn hoog en stijl. Het zijn muren van water, de boeg gaat stijl de lucht in om dan over de krullende kam in het diepe golfdal te smakken. Hoe hoog de golven zijn weet ik niet maar zoiets verschrikkelijks heb ik nog nooit gezien. De smakkers van de boot snijden me door de ziel. Ik begin me ook beroerd te voelen… Ik zal toch niet zeeziek worden? Dit is te gek, en ik moet van niemand. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald in deze razernij; ik ga terug. Ik draai de boot en zet een beetje genua. Dit is al wat beter. Ik vlieg vooruit met nu stroom en wind mee. Ik weet niet precies waar ik ben. Boeien zijn niet meer te zien, en op het systeem (GPS) zie ik de vele waypoints die Jan (Dhr. Jan Mulder) erin heeft gezet. Ik pak de kaart en zet de curser bij de invaart naar Vlieland. Ik ben daar al vlakbij en stuur erop af. Nu zie ik ook de veerboot van Vlieland die moeite heeft om in de geul naar Vlieland te komen. Ik heb ook moeite om niet tegen de rode stalen boei te worden gesmeten. In dit geweld is 75 pk niks. Gelukkig zorgt het zeil voor extra kracht en gaat alles goed. Maar ik kan niet op de automaat varen. De zee gooit de boot iedere keer uit de koers, dus ik moet zelf sturen! De invaart van de haven is erg smal en het kost moeite om goed binnen te komen. Wat een weer! Maar de moeilijkheden zijn nog niet voorbij; ik moet nog stootwillen buiten hangen en landvasten, en de boot waait meteen weg. Het havenkommetje is klein: ik ren heen en weer, een landvast klaarleggen, terugsprinten de boot weer onder kontrole krijgen, weer een landvast enz. Uiteindelijk heb ik twee landvasten en twee stootwillen op hun plek. De stootwillen zijn niet zo belangrijk want ik kies een hoge wal en daar waai je toch van weg. Zonder hulp is aanmeren onmogelijk. Gelukkig ziet ook de havenmeester dat in en biedt hulp aan, ze komen met z’n tweetjes. Maar het jong maatje is niet van veel nut. Maar evenlater lig ik toch netjes aangemeerd. Iedereen in de haven is verbaast als ze horen dat ik van zee kwam en niet van het Wad. Het is daar een heksenketel zeggen ze. Daar weet ik nu ook alles van.

19 juni 2009

Ik lig weer is in de haven van Vlieland, er is nog altijd veel wind (6 Bft.) en daar heb ik even mijn bekomst van! Dus besluit ik er nog een dagje aan te plakken. Een beetje rust kan geen kwaad.

20 juni 2009

Nog een dagje op Vlieland is geen straf, het is een mooi eiland en ik maak een lange wandeling oa. naar de vuurtoren. Daar heb je een fenominaal uitzicht zowel over het Wad als over de verschrikkingen van het Stortemelk met overal branding. Bij de vuurtoren zijn een paar meisjes die zich afvragen wat al die witte strepen toch zijn die ze overal zien. Dat heb ik ze dus is haarfijn kunnen uitleggen, leuk om mee te maken.

21 juni 2009

Dat liggen in deze dure haven ben ik spuug zat. Het is hoogwater om 8 uur, maar ik moet nog liggeld betalen dus wachten tot het kantoor open gaat. Niemand wil of kan geld wisselen en zodoende vertrek ik uiteindelijk zo rond half tien. Het waait tussen de 15 en 20 knopen en er zijn enkele zware wolkenpartijen die overtrekken maar die beginnen pas boven land te regenen. Het weer wordt steeds beter en er breekt een zonnetje door. Het is mooi weer alleen nog wat koud. Ik wil naar het noorden, maar de wind is pal noord. Ik begin met een slag in noordoostelijke richting, maar ik kan niet hoger zeilen dan 60 graden dat schiet niet op. Maar het is mooi zeil weer ik haal vrijwel constant 7,5 tot 8 knopen. Maar wat ik vorder in noordelijke richting is nul komma niks. De forse golven zetten me steeds terug, zodat ik eigenlijk alleen maar evenwijdig aan de waddeneilanden vaar. Als de dag ten einde begint te lopen besef ik dat ik vrijwel niets ben opgeschoten. Dan kan ik dus net zo goed een rustige plek voor de nacht opzoeken. Lauwersoog is niet ver, als ik er aankom is er geen sluisbediening meer en is het toegestaan in de vissershaven een plekje te zoeken. Ik meer af aan een vissersboot, bel mijn vrouw Ton, maak wat te eten en ga slapen. Om half 12 wordt er hard op de boot gebonkt ik schrik wakker de vissers willen weg, vanaf 24.00 uur mag er gevist worden. Dus ik moet weg. Ik vraag waar ik wel zou mogen liggen, ga maar aan de steiger liggen, wij zijn pas over vijf dagen terug antwoorden zij. Het wordt ineens druk in de haven, overal vertrekken vissersboten. Als de rust een beetje is teruggekeerd vaar ik langs de stijger om te zien waar ik stootwillen moet hangen. Het is donker dus is het nog niet eens zo heel makkelijk om een indruk te krijgen. Maar er zijn twee gladde balken, eentje zo’n 20 cm boven het water en de andere op of boven mijn dekniveau. Dus hang ik zowel hoog als laag stootwillen op. De wind staat een beetje schuin van voren, dus als ik een voor tros uitbreng waait de boot gewoon tegen de steiger. En zo ging het ook het is zo gepiept en ik vervolg mijn slaap.

22 en 23 juni 2009

De wind is nu NO zo’n 65 graden en tussen de 10 en 12 knopen en de zon schijnt het ziet er dus goed uit. Eerst nog even Ton bellen en dan op pad. Het eerste stuk is tussen de boeien door naar zee. Wat mij opvalt is dat de vaarweg naar het oosten er niet meer is. Een beter bewijs van de veranderlijkheid van Waddengeulen is niet te geven. Het Westgat is nu de enige mogelijkheid om open zee te bereiken. Ik kies voor een noordoostelijke richting om toch nog beetje in de buurt van de kust te blijven. Het gaat prima net als gisteren, maar de vorderingen naar het noorden zijn net als gisteren nul komma niks. Ik overleg met mezelf hoe ik hierop moet antisiperen, en besluit naar Cuxhaven te gaan. Als de snelheid ongeveer zo blijft kom ik tegen 6 uur in de ochtend bij de invaart van de Elbe aan. Het wordt een hele mooie zeilnacht maar de wind draait nog verder naar het oosten zodat ik de invaart van de Elbe met moeite kan halen. Nu blijkt dat het niet zo verstandig was om meteen de Elbe-invaart als richtpunt te nemen. Voor Terschelling gaat het prima ook Rottemerplaat en Rottemeroog doen niet moeilijk. Maar dan komt Borken met het beruchte Borkenrif, nu weet ik dat natuurlijk dus houd ik de dieptemeter goed in de gaten. En ik besluit om overstag te gaan als het ondieper wordt dan 4 meter. (Diepte gemeten onder de kiel.) Dat moment komt inderdaad, dus overstag de koers is nu noordwest. Nu zal het wel snel dieper worden denk ik. Maar dat valt vies tegen, er komt steeds minder diepte. De dieptemeter geeft steeds minder diepte aan, ik hoop dat het niet minder wordt dan 2 meter. Op een gegeven moment is het nog maar 1,8 meter diep en ik vaar al een hele tijd naar het noordwesten. Ik heb er moeite mee om domweg terug te gaan. Borkenrif is echt gevaarlijk en steekt enorm ver in zee. Juist als ik denk dit kan zo niet langer gaat de dieptemeter naar 1,9 en zelfs naar 2 meter. Hoera het wordt weer dieper, maar het duurt nog onwaarschijnlijk lang voordat de dieptemeter 5 meter aanwijst. Ik bedenk dat ik een waypoint moet plaatsen bij het Borkenrif om dit soort problemen te vermijden. Ik vaar in noordwestelijke richting door tot ik 10 m water onder de kiel heb, en nu naar het oosten. Zo rond 4 uur vaar ik tussen de grote jongens door op de rede voor Wezer en Jade. Bij die schepen kost energie blijkbaar niets want de een heeft nog meer licht dan de ander. Wat ook opvalt is dat het zelfs hier al niet meer geheel donker wordt. De invaart van de Elbe is zeer eenvoudig op weinig zeil wordt je er vanzelf ingeblazen. Het weer wordt al maar beter de zon komt er bij en de toch nog wel koude nacht (12* C) verdwijnt snel. Als ik vlakbij Cuxhaven ben valt de wind helemaal weg. Een mooi moment om alvast stootwillen en meerlijnen klaar te leggen. Varen naar Brunsbuttel is zo een makkie. Ik vaar uiterst rechts op de motor (5 knopen) op de automaat. Met de gedachte niks meer aan de hand op een hoofdvaarweg, waarop je altijd voorrang hebt. De aandacht verslapt de temperatuur gaat naar 24* C in een paar uur tijd. Ik draag nog veel te warme kleding maar realiseer mij dat niet. En dan gebeurd het; de ogen vallen toe, een enorme bonk, ik knal met mijn neus tegen het stuurwiel ik heb een bloedneus, maar dat is niet belangrijk. Ik zie nog net het laatste stukje van een schip dat vlak voor mij langs is gevaren. Dat schip kwam van links en het trefpunt is vlakbij (zo’n 0,5 m) van het achterschip. Weten deze kloojoos niet dat je een schip in een hoofdvaarweg niet mag hinderen? De boot is lek en maakt water, ik ga voor kijken en schrik mij dood van wat ik zie. Het schip waar ik tegenaan ben gevaren zie ik nergens meer ze varen gewoon door. Ik moet terug naar Cux. want de boot moet zo snel mogelijk uit het water. Als ik bezig ben met terug varen komt de politie bij mij langszij. Ik heb een aanvaring veroorzaakt zeggen zij. Ik bestrijd dat ten stelligste maar geef wel toe dat ik even van de wereld was. De veroorzaker is zonder enige twijfel de op dat moment nog onbekende andere boot, vlak voor een normaal varend schip dwars oversteken is niets minder dan een misdaad. Later blijkt dat het een baggerboot betreft, die op dat moment zeer beslist niet aan het baggeren was, een baggerend schip ligt min of meer vast gemeerd en zijn dagkenmerken regelen langs welke zijde je kan paseren. Zo’n boot ligt altijd evenwijdig aan de vaarrichting. Het was dus een normaal schip dat zich net als iedereen aan de regels moet houden en dat ten onrechte dagmerken voert (gemakzucht). Voor mij is deze schipper een misdadiger die onwaardig is om een vaarbewijs te hebben. Ik heb de dagmerken niet gezien maar hoorde dat van de politie, ik zag de boot pas na de bonk, ik had even een dip. Maar dat veranderd niets aan hun schuld, je moet ten allentijde een aanvaring voorkomen ook als het andere schip niet reageerd op geluidsignalen er kan tenslotte van alles aan de hand zijn op zo’n ander schip. De regelementen zijn op dit punt zeer duidelijk. Nu doen ze net of zij een bijzondere status hadden. Terwijl het gewoon misbruik van dagtekens is. Ik ken de regelementen niet goed genoeg om de strafbaar stelling van dergelijk misbruik te kunnen beoordelen. Zij hebben de aanvaring uitgelokt, door niet achter mij langs te varen. Dat ik even niet voldoende bij de les was veranderd daar niets aan. Ik deed niets verkeerd, alleen korrigeerde ik hun foute vaart niet. Ik denk dat de dip veroorzaakt is door de snelle temperatuurstijging van 12*C naar 24*C in een paar uur dat werd mij noodlottig. De politie doet hun politiewerk maar zijn verder heel coöperatief, ze regelen dat de klapbrug naar de oude haven wordt geopend zodat de boot uit het water kan. Ik vaar naar de werf, maar dat moet niet, ik moet eerst ergens anders aanmeren, en moet dus eigenlijk keren in het nauwe vaarwater van deze haven. Maar dat kun jij natuurlijk niet zegt de politieman. Dat laat ik niet op me zitten en keer de boot met opmerkelijk gemak. De politie is onder de indruk en geeft mij een kompliment over mijn stuurmans kunde. Ben ik toch niet voor niets op cursus geweest. Er komen twee mannen van de werf bij mij aan boord om met afmeren te assisteren. Ik moet naar een botenkraan door een heel nauwe doorvaart die ook nog eens een haakse hoek maakt. De mannen adviseren dat ik het beste achteruit daar in kan gaan. Het zweet staat in mijn handen maar het lukt me wonderwel om de boot onder de kraan te manuovreren nu moet ook nog de achterstag worden verweiderd omdat de kraan er anders niet bij kan. Ik help mee met de hanepoot en heb mijn kant eerder los dan de man van de werf. Daarna worden de hijsbanden onder de boot gebracht en hijsen ze de boot een klein stukje op. Ik ben blij dat hij hangt dan kan hij niet meer zinken. Ze houden de boot wat scheef met de boeg omlaag er loopt veel water uit maar ook de bilge pomp blijft water afvoeren. Als de boot uiteindelijk op de bok staat vraag ik een ladder om binnen een kijkje te nemen. De hele voorpunt staat vol water de boegschroef en de accu’s zijn geheel kopje onder gegaan. Wat er in staat is een smerige brij van zeewater en koper- en nikkeloxiden de aanblik is rampzalig. Ik begin direkt met het water er uit te scheppen met een emmer die ik vul met behulp ven een leeg melkpak. Dat is nl. een handig middel omdat het vervormbaar is. Uiteindelijk ben ik twee dagen kontinu aan het scheppen en pompen geweest. Elke dag ben ik zo ongeveer gebroken. Maar ik mag douchen op de werf, en kan daar ook het toilet gebruiken.

24 juni 2009

Als al het water er uit is en de boel schoongemaakt en de verzekering gebeld heb ik niets meer te doen. De vraag is wat nu, ik moet wachten op de expert/taxateur.

25 juni 2009

De schade expert komt vandaag langs.

26 juni 2009

Ik kan in Cux. niets zinnigs meer doen. Het herstel gaat ca. 5 weken duren. Ook de ankerkluis moet er uit omdat ze er anders niet bij kunnen, ze zagen hem eenvoudigweg door. Ik kan het niet meer aanzien. Het herstel gaat zo’n 16000 Euro kosten. Dus ik ga naar huis. De werf regelt een treinticket die ik natuurlijk wel zelf betaal, en ik ga naar huis. De trein brengt mij naar Kampen zodat ik mijn auto kan ophalen.

(Uiteindelijk koste de reparatie 31.000 Euro, en was pas eind november klaar)

De boot is op kosten van de verzekering gerepareerd, en omdat dat alles veel langer heeft geduurd dan verwacht, heeft de boot ook in Cuxhaven overwinterd.

2010

In 2010 probeer ik de reis weer voort te zetten, maar de eerste maanden, mei en juni brengen lage temperaturen en veel wind, zodat ik besluit het vertrek nog wat uit te stellen. Dan komt er onverwacht ook nog een kabinetscrises overheen en omdat ik al heel lang schoon genoeg heb van Balkenende IV besluit ik pas na de verkiezingen te vertrekken. De hoop dat ik mijn lief Tonneke kan overhalen om mee te gaan gaat in rook op. Dan maar alleen! Daarmee neem ik alle moeilijkheden die dat kan opleveren op de koop toe; ik heb tenslotte niet voor niets een zeiljacht.

Op donderdag 10 juni 2010 is het dan zo ver. Ton heeft van alles ingevroren zodat ik het wat eten betreft de eerste dagen makkelijk heb. Jan (Dhr. Jan Mulder) gaat mee naar Cux. en brengt de auto weer terug. De rit is voorspoedig en zonder problemen. De boot gaat de zelfde dag nog het water in, en Jan helpt goed mee om alles aan boord te brengen. De rekening van de winterstalling valt behoorlijk tegen – ze brengen me zelfs mijn eigen antivries inrekening – geen plaats om ooit terug te keren. De boot is aan de buitenzijde ongelofelijk smerig en bedekt met een laag fijn alluminium slijpsel, schandalig gewoon. Vrijdags ben ik de gehele dag bezig om de boot weer een beetje toonbaar te maken. Gelukkig kan ik wel vrij over water beschikken.